De geschiedenis, de aanleiding
Aan het eind van de zomer 1942 werkten er rond de 8.000 (veelal werkeloze) Joodse mannen in speciale werkkampen, waarin men permanent moest verblijven. Naast onder andere de werkkampen in Kloosterhaar en Balderhaar, was er Kamp Molengoot in Collendoorn bij Hardenberg aan wat nu de Luggersweg is. Nu is het een schraal bos maar met een mooi herdenkingsmonument.
Zeker is dat de situatie in het kamp aanvankelijk niet zo deprimerend was als later, al gold dit niet voor alle werkkampen. De joden waren er redelijk vrij, ze konden bezoek krijgen of het kamp bijvoorbeeld verlaten om naar Hardenberg te fietsen. Over Molengoot meldt zo’n bezoeker, uit Zwolle: ‘Ook in Hardenberg was de stemming eerst goed te noemen, maar er waren er die week vier weggelopen.'
Maar dan schrijft Flip Slier, in een van zijn vele brieven, al op 1 mei 1942: ‘Lieve Vader en Moeder. (...) Ik heb nu ander werk, maar ook zwaar. En dan die verschrikkelijke honger. Kom in geen geval naar mij toe. Dit kan de ernstigste gevolgen hebben. Er is al een kamp bedreigd met overbrenging naar Duitsland, omdat er 2 op hun werk even zijn weggelopen. We mogen ook nu niets meer kopen bij de boeren.' En korte tijd later meldt hij: 'Op slaag na is het een heus concentratiekamp. Wij zijn net slaven.' Een omstander meldt: 'Geëxerceerd werd er wel degelijk. Een toen jong meisje, nu mevrouw Drenthen-Schutte, woonde op een boerderij op ruim 200 meter van het kamp. Ze zag hoe de mannen iedere ochtend vroeg in gelid weg marcheerden naar hun werkterrein en zo ’s avonds terugkeerden.'
Een ander citaat, later ........
'Het Kamp Molengoot wordt op 3 oktober 1942 ontruimd. De mannen moesten in marstempo richting Hardenberg naar het station aan de andere kant van de plaats marcheren, vier kilometer van het kamp. Van de mannen, vrouwen en kinderen zijn in de er op volgende weken de meesten direct op transport gezet, verreweg de meesten naar Auschwitz. Het systeem van de rijkswerkkampen is in deze eerste weken van oktober uitgedraaid op de meest massieve, luguberste moordactie tegen de Joodse inwoners van Nederland!'
Werkkampen: over Molengoot
In de loop van de jaren dertig werden door de Nederlandse regering in het kader van de werkverschaffing werkkampen opgezet. De Duitsers besloten in 1942 tot de inrichting van exclusief Joodse kampen. Kick van Kleef werd een van hen, maar hij kon het overleven. Hij schreef later onder andere: “Er was een boer, welke zijn boerderij vlakbij het kamp had, ik meen achter het bos, achter de Haardijk. Die bracht vaak een bus melk ‘Voor de Joden’.” En: “Ik ben met een kamergenoot naar de tandarts in Hardenberg geweest. Maar voordat we daar waren, hebben we stiekem in de Vecht gezwommen, in ons naakte lijf, want onze kleren mochten natuurlijk niet nat worden. De tandarts heeft mijn kies getrokken, want gaatjes vullen mocht hij niet.” En ook: “Wat betreft de brieven van Flip Sier, welke hij naar huis gestuurd had, zijn na de oorlog terug gevonden en uitgegeven in het boekje ……. Het is verkrijgbaar bij boekhandel Heijink in de Oudeboschvoorstraat in Hardenberg”.
De brieven van Flip Sier en maat Siem
Uit brieven aan familie ......
12 mei 1942: ”Daar ik op mijn laatste brief geen antwoord ontvangen heb, veronderstel ik dat ze niet aangekomen is. Er stond o.a. in of ik wat shag kon krijgen. De postwissel heb ik reeds verstuurd.”
“Door volkomen nieuwe maatregelen is het voor ons onmogelijk geworden ’s middag van het werk weg te lopen. Aangezien er appél gehouden wordt. Daar we natuurlijk niet van ons rantsoentje kunnen leven, wilden we je vragen of je om de dag iets voor ons kan verzorgen. We zullen in de bosjes bij de weg, vlakbij het houten hek van jullie weiland, een kruiwagen neer leggen. Kun je daar dan om de dag 8 eieren en wat je verder nog voor ons hebt …. Als je ons roggebrood kan verzorgen zullen we je zeer dankbaar zijn.”
Een nazaat wil anoniem blijven
'De tweede generatie ... daar ben ik er een van: kinderen waarvan de ouders de oorlog mee hebben gemaakt en daar ook gevolgen van hebben ondervonden. Mijn vader is Joods. Opa is niet meer teruggekomen. Twee oude tantetjes waren op transport gezet naar Auschwitz. Waarschijnlijk hebben ze de treinreis al niet overleefd. Ook een nichtje van mijn vader, en haar ouders, zijn nooit meer teruggekomen. Vergast in Sobibor. Zijn nichtje is maar 10 jaar geworden. Mijn vader is daar de rest van zijn leven kapot van geweest. Zelf kwam hij in een interneringskamp terecht in Frankrijk: Vittel. En dan het eind van de oorlog, de blijdschap elkaar weer te treffen. En het immense verdriet om degenen die niet meer terugkwamen.'